Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Anderszins, indien gij [49]dankzegt met den geest, hoe zal degene, die [50]de plaats eens [51]ongeleerden vervult, [52]amen zeggen op uw dankzegging, dewijl hij niet weet, wat gij zegt? 49. Of zegent, dat is met deze gave des Heiligen Geestes begaafd zijnde, openbare dankzegging doet in de gemeente. 50. Dat is, die onder de gemene lieden of toehoorders zit. Want het schijnt dat de leraars in een bijzondere en verhevene plaats hebben gezeten in de vergaderingen. 51. Gr. idiotes; dat is, die de vreemde talen niet verstaat, en die geen openbare bediening of buitengewone gaven heeft, om in de gemeente te leren, het gebed of dankzegging te doen. 52. Dit woord Amen komt van een Hebreeuws woord, betekenende waarheid, zekerheid, vastigheid, en wordt gebruikt tot besluit des gebeds, Rom.15:33; 2 Tim.4:22, om daarmede te verklaren dat men toestemt hetgeen gebeden is en wenst dat het mag geschieden. Zie Deut.27:15, enz; Neh.5:13; Jer.11:5; Luk.24:53; Rom.1:25, en Rom.9:5; Openb.22:20,21.